vn logo.png

Theater als breekijzer op de werkvloer: ‘Iedereen heeft een verhaal’

Als de sfeer op werk te wensen overlaat, kan Arie Snel helpen. Snel is oprichter en directeur van De Bouwmeester, een strategisch organisatieadviesbureau gespecialiseerd in lastige vraagstukken. Een verschil met vergelijkbare veranderingsgoeroes is dat Snel serieus gebruikmaakt van theater en literatuur.

Tekst Viktor Frölke Fotografie Luuk Hoff
Reportage Vrij Nederland
dinsdag 17 augustus

Paniek in het Compagnietheater in Amsterdam, waar Arie Snel zijn voorstelling over discriminatie op de werkvloer presenteert aan enkele tientallen gemeenteambtenaren. Bij de try-out blijkt dat bepaalde passages te dichtbij komen voor betrokkenen, of beter gezegd: dat sommigen zichzelf iets te goed herkennen in minder vleiende en verwijtende uitspraken, ooit gedaan in een andere context in de kantoortuin. De persoon in kwestie had de voorstelling nog niet eens gezien; ze was gebeld door een collega, maar de rapen waren gaar.

‘Oké, dan gaat die passage eruit,’ zegt Snel, een flamboyante, kortgeknipte zestiger die op locatie vrijwel permanent een ski-jack draagt. Zijn fluorescerend blauwe architectenbril terug op zijn neus schuivend kijkt hij zijn acteurs indringend aan. ‘Maar hier gaat het dus wel over hè? Dit is precies waar het over gaat.’

Snel haast zich naar buiten voor een sigaret en een lang telefoongesprek.


ONGEMAKKELIJK

Arie Snel is oprichter en directeur van De Bouwmeester, een strategisch organisatieadviesbureau gespecialiseerd in lastige vraagstukken. Denk aan bestuurders die elkaar de tent uitvechten, jarenlang dooretterende verziekte arbeidsrelaties, medewerkers of hele afdelingen die ‘klem’ zitten.

Dat woord, klem, is hem op het lijf geschreven. ‘Arie kan heel dicht bij mensen komen. Hij maakt unieke relaties en die krijgt hij productief,’ zegt Renate Litjens, een interim-manager die Snel al jaren kent. ‘Soms leidt dat tot relletjes, maar dan is ook meteen duidelijk dat er wat op het spel staat. Het kan confronterend zijn. Sommige mensen zouden liever willen dat Arie even wordt weggetoverd. Hij zoekt het ongemakkelijke. Als het ongemakkelijk wordt, denkt hij: mooi zo!’

Snel heeft een onwankelbaar geloof in de verlichtende en helende werking van kunst.

Een verschil met vergelijkbare veranderingsgoeroes is dat Snels methode serieus gebruikmaakt van theater en literatuur. Zo verscheen in 2017 bij Business Contact, Klem op je werk. Vijftien waargebeurde verhalen die inzicht en troost bieden. Snel nodigde hiervoor schrijvers als Wanda Reisel, Thomas Verbogt en Maartje Wortel uit om op basis van casussen uit de beroepspraktijk een kort verhaal te schrijven. Snel heeft een onwankelbaar geloof in de verlichtende en helende werking van kunst.

Maar het moet wel ergens over gaan. Voor l’art pour l’art komt hij zijn bed niet uit.

‘Arie heeft nooit de ambitie gehad om zuiver publiekstheater te maken,’ zegt Teuntje Klinkenberg, zijn sparring partner sinds vijfentwintig jaar. ‘De maatschappelijke functie gaat hem na aan het hart. De meeste regisseurs zijn geïnteresseerd in acteurs en publiek. Arie is geïnteresseerd in mensen.’

Bij een repetitie

Bij een repetitie

MEESTER VAN DE MONTAGE

Snel is een meester van de instant montage. De op maat gemaakte voorstelling laat hij eerst door professionele acteurs en een danser uitvoeren voor de medewerkers van een organisatie; vervolgens nodigt hij diezelfde medewerkers uit om in workshops hun eigen bijdrage te formuleren die hij dan opnieuw in de voorstelling plakt. Het stuk wordt dus twee keer gespeeld.

Een witte ambtenaar die er eerlijk voor uitkomt dat hij op zijn vingers is getikt wegens overtreding van de gedragsregels maar dat hij nog steeds niet goed begrijpt waarom.

Dit half geïmproviseerde, organische, interactieve geheel waaraan iedereen meedoet, of het nu is in de vorm van tai-chi-achtige dansbewegingen of één door de microfoon uitgesproken zin, zoals, in het geval van een oudere Amsterdamse gemeenteambtenaar van Indonesische afkomst, die op een nauwkeurig uitgekozen punt door de microfoon zegt: ‘Naar mij wordt nooit geluisterd.’

Zoiets hakt erin. Of: een witte ambtenaar die er eerlijk voor uitkomt dat hij op zijn vingers is getikt wegens overtreding van de gedragsregels maar dat hij nog steeds niet goed begrijpt waarom. Of: een jonge zwarte medewerker die alsmaar de straat op wordt gestuurd voor controles – door zijn moslima leidinggevende nota bene –, terwijl hij veel meer in zijn mars heeft.


BUITENGESLOTEN

Wat is er aan de hand bij de gemeente Amsterdam dat de hulp van de Bouwmeester wordt ingeroepen? Wel, de Eenheid Wonen, verantwoordelijk voor alles wat met woonbeleid, woontoezicht en vergunningen te maken heeft, zag de afgelopen jaren aan de ene kant een steeds grotere diversiteit onder de medewerkers (ruim tweehonderd in totaal), en ook meer vrouwen in de hogere managementfuncties. Dat was ook de bedoeling. De gemeente Amsterdam heeft als werkgever een voorbeeldfunctie, zij fungeert als proeftuin voor politieke idealen die door de politiek worden geformuleerd.

De apenrots-dynamiek van het schoolplein is nooit ver weg.


Toch werd in medewerkerstevredenheidsonderzoeken, zoals dat heet in HR-jargon, aangegeven dat de inclusiviteit en de sfeer op de werkvloer nogal te wensen overlieten. Menigeen voelde zich buitengesloten. Er was te weinig aandacht voor de manier waarop mensen met uiteenlopende achtergronden qua geloof, cultuur en levensstijl, zich tot elkaar verhouden. Het blijkt naïef om te denken dat zoiets vanzelf gaat. De apenrots-dynamiek van het schoolplein is nooit ver weg.

‘Arie was al langer bij ons bezig met de interne organisatie,’ zegt Max van Engen, directeur Wonen, die zelf een professionele achtergrond heeft in het theater, ‘en toen kwam hij met het idee om over dit gevoelige onderwerp een toneelvoorstelling te maken. Ik dacht: waarom niet? We waren al op WijkSafari geweest met Adelheid Roosen in de Bijlmer, en daar sloot dit mooi op aan.’


BAKRA-SCÈNE

Een sleutelscène in de op maat gemaakte voorstelling, die door Ayden Carlo, Jaike Belfor en Gonça Karasu is geschreven, is die waarin Belfor, een zwarte actrice aan de telefoon kletst met een vriendin in het Sranantongo, en dan in een wisselgesprek ineens overschakelt op corporate lingo tegenover een (witte) meerdere. Als ze dan weer haar vriendin aan de lijn heeft, maakt ze de ‘bakra’s’ belachelijk, maar het eind van het liedje is dat ze de promotie waar ze op was voorgeselecteerd, aan haar neus voorbij ziet gaan.

‘Zwarte mensen in een witte omgeving leiden eigenlijk twee levens: dat van henzelf en dat van de witte,’ zei publicist Stephan Sanders eens. Ze schakelen voortdurend op en neer. (Ook wel code switching genoemd.)

De bakra-scène leidde tot hilariteit maar ook herkenning bij Monique van Aalst, een projectmedewerker bij Wonen met Surinaamse wortels die zo accentloos spreekt en zo vloeiend André Hazes-liedjes zingt, dat ze vaak bij een eerste kennismaking krijgt te horen: ‘Ik dacht dat jij een blonde vrouw was!’

‘Mensen zijn bang, hoor. Ik merk in mijn eigen team dat er veel wordt geroddeld, maar op de vergadering zegt niemand iets.’


‘Als je er even wat anders uitziet of anders praat,’ zegt Van Aalst, ‘of talenten hebt zonder bijbehorende diploma’s, zijn leidinggevenden nogal eens geneigd om je niet de waardering te geven die je verdient.’

De gemeente probeert middels protocollen en gedragsregels een sfeer te creëren waarin iedereen zich veilig voelt, maar in de praktijk pakt het anders uit.

Van Aalst: ‘Mensen zijn bang, hoor. Ik merk in mijn eigen team dat er veel wordt geroddeld, maar op de vergadering zegt niemand iets. Zo van: ik zeg niks anders krijg ik een bila.’ (Bila staat voor bilateraal overleg tussen manager en medewerker, wat vroeger functioneringsgesprek heette.) ‘Maar als iedereen zijn mond houdt, verandert er nooit iets.’


NIEMAND IS HEILIG

De situatie bij Wonen is minder ernstig dan bijvoorbeeld die bij de Amsterdamse brandweer, zoals afgelopen jaren pijnlijk duidelijk werd, waar nieuwkomers hun brandweerhelm aantroffen met urine erin, vrouwelijke medewerkers routineus werden ‘ingestopt’ bij het slapen gaan (de 24-uurs diensten zijn inmiddels afgeschaft) en macho-brandweermannen zich openlijk racistisch uitlieten. Tegen een niet-witte collega werd bijvoorbeeld gezegd: ‘Jij heet vanaf nu Ger. Stel eens een vraag.’ Als de collega dan vroeg: ‘Wil je koffie?’ Dan konden de witte brandweermannen antwoorden: ‘Nee, Ger!’

‘Mijn argument is dan: het gaat er even niet om wat jij al dan niet mag, het gaat er nu even om wat ik voel.’


Foute grappen worden niet alleen bij de brandweer gemaakt. Als iemand er iets van zegt, luidt het standaardverweer: ‘Mag je dan helemaal nergens meer grappen over maken?’

‘Mijn argument is dan: het gaat er even niet om wat jij al dan niet mag, het gaat er nu even om wat ik voel,’ zegt Ayden Carlo, een jonge zwarte toneelschrijver die veel voorstellingen heeft gemaakt over dit thema.

In het Compagnietheater speelt actrice Gonça Karasu een gehoofddoekte vrouw die bij haar sollicitatiegesprek vragen krijgt als: ‘Vindt je man het wel goed dat je hier komt werken?’ En zelfs: ‘Zit je broer ook in de drugshandel?’ Overigens stuit ze met haar ambitieuze opstelling ook op tegenwerking van andere niet-witte

medewerkers.

‘Niemand is heilig,’ zegt Arie Snel. ‘Je moet in zo’n voorstelling durven toestaan dat mensen vreselijke dingen zeggen. Ik sta er zelf ook niet boven. Als ik bijvoorbeeld zie dat de wachtkamer van mijn nieuwe huisarts vol zit met gekleurde mensen, neem ik misschien wel een andere. Het lastige is dat mensen zoiets niet toegeven. Iedereen wil graag geloven hij zelf vrij is van vooroordelen.’


PRIJSWINNENDE DOCUMENTAIRE

Snels eigen wortels liggen in het theater. Na een mislukte onderwijscarrière op een school in Oudewater mocht deze oudste van negen kinderen, zijn vader had een groot transportbedrijf, eindelijk naar de toneelschool in Arnhem.

‘Ik ken de giftige uitwerking van geheimen,’ zegt Snel, terwijl hij een sigaret opsteekt in zijn kantoor op het Amsterdamse KNSM-eiland. ‘Er werd bij ons thuis nergens over gesproken... Mijn vader heeft never nooit mijn homoseksualiteit geaccepteerd. Veertien jaar geleden ging hij dood en dacht ik: hè hè, nu kan hij niet meer over me oordelen. Mijn moeder heeft altijd volgehouden dat ze me steunde, maar ik vind het moeilijk om dat te geloven.’

In de jaren tachtig maakte Snel met Sandra Rottenberg onder de naam ‘Brekend Vaatwerk’ community theater met demente bejaarden in Amsterdam. ‘Dan lieten we bijvoorbeeld een demente vrouw een tijdlang op het podium naar iets zoeken. Nu zou je zoiets niet meer doen, maar het leverde mooie scènes op.’

De openluchtvoorstelling Romeo en Julia. Een Ballet op Brommers, met honderd werkloze, recalcitrante jongeren uit Nijmegen, werd in vijf weken in elkaar gestampt voor vier uitvoeringen in het Goffert Park. Een soort Hollandse Grease, maar dan op de brommer. Albertien Pareau Dumont maakte er een prijswinnende documentaire over. ‘Als je elkaar niet mag, speel je scènes veel beter,’ houdt de jonge regisseur Snel in de film zijn amateurs op felle toon voor. ‘Zelfs liefdesscènes. Dus zorg dat je wel ruzie krijgt binnenkort.’ Hevig getrek aan een filtersigaret. Gelach en gegiechel onder de jongeren.


TOT TRANEN GEROERD

‘Schreeuwen naar acteurs doet Arie allang niet meer,’ zegt Liesbeth Osse, een van zijn naaste medewerkers, zelf toneelmaakster en voormalig medewerkster van het Nationaal Ballet. ‘Arie heeft zoveel ervaring, hij hoeft zijn stem niet meer te verheffen.’

Na Romeo en Julia op de brommer werd Snel ontboden op het kantoor van organisatieadviesbureau Boer & Croon met het verzoek of hij niet eens iets wilde doen met managers. ‘Ik heb een overhemd gekocht en ik ben ernaar toe gefietst. Zo’n corporate toestand kende ik niet. Vond ik wel leuk. Iedereen heeft een verhaal. De kunst is om dat voor het voetlicht te krijgen.’

In 2008 viel er in zijn vakantiehuisje in Spanje een boom over hem heen. Zijn been werd verbrijzeld. Zijn bedrijf ging bijna failliet, hij kreeg een burn-out.


Op het hoogtepunt van de Bouwmeester had hij twintig mensen in dienst. Hij deed klussen voor hogescholen en uiteenlopende organisaties. ‘In die bedrijven-wereld is veel geld voorhanden, maar geld heeft mij nooit bijster geïnteresseerd.’

In 2008 viel er in zijn vakantiehuisje in Spanje een boom over hem heen. Zijn been werd verbrijzeld. Zijn bedrijf ging bijna failliet, hij kreeg een burn-out. In gesprekken met zijn psychiater kwam hij erachter dat hij te hard was voor zichzelf. ‘In plaats van anderen te pleasen, moest ik meer gaan doen wat mij voldoening gaf.’ Sindsdien stelt hij voor ieder project een team samen uit een grote pool van freelancers.

Vorig jaar mocht ik voor het eerst meedoen, bij een groot congres voor vertrouwenspersonen in Den Bosch. Ik zag Arie Snel met een zweetsnor honderden mensen die hij nog nooit had gezien ter plekke ‘regisseren’. Op een gegeven moment stonden tientallen mannen en vrouwen, van wie sommige op leeftijd, te swingen op Kenny B.’s Parijs, voerden anderen in een bomvol zaaltje een verhit debat over de zeven hoofdzonden en waren weer anderen druk bezig om onder leiding van textiel- kunstenares Charlotte Bik slingers te knutselen.

‘Ik ben op dat congres tot twee keer toe tot tranen geroerd,’ zegt Snel. ‘Ongelooflijk wat daar gebeurde.’


VITALE INDRUK

Een stuk dat grote indruk maakte op Arie Snel is Bakeliet, dat Gerardjan Rijnders maakte met Toneelgroep Amsterdam in 1987. Het is gebaseerd op een crime passionel in een rijke, disfunctionele familie in de jaren zeventig in New York. Een dominante, excentrieke, gescheiden vrouw, wordt verdacht van seks met haar zoon, die haar tijdens een verblijf in Londen met messteken om het leven brengt. De zoon belandt in de gevangenis, gaat daarna bij zijn oma wonen, die hij eveneens, vergeefs, probeert te doden, waarna hij, terug in de gevangenis, zelfmoord pleegt.

Deze waargebeurde Griekse tragedie laat Rijnders door louter vrouwelijke acteurs vertellen in plaats van naspelen. ‘Tell don’t show’ dus.

‘Moet je de geschiedenis vergeten? Nee, dat is een kulvraag. We moeten hem herschrijven...’


Ook Arie Snel houdt meer van vertellen dan van een-op-een uitbeelden. Aan decorstukken doet hij niet. Vaak doen zijn acteurs iets dat weinig verband lijkt te houden met wat ze zeggen. Zo laat hij Gonça Karasu met een kleurige sjaal ronddansen met danser Michael Jahoda terwijl zij zich hardop afvraagt: ‘Vind jij dat alle standbeelden om moeten die een connectie hebben met ons slavernijverleden? Moeten alle straatnamen worden aangepast? Moet je de geschiedenis vergeten? Nee, dat is een kulvraag. We moeten hem herschrijven... Maar wat moet ik dan met mijn geschiedenis? Wat moeten we met de geschiedenis van alle mensen die niet in dit land geboren zijn? Kan je die geschiedenis al schrijven?’

HAAL HET UIT JE SYSTEEM

Als ik het woord rollenspel laat vallen in Snels bijzijn, een vorm van doen alsof die nogal eens wordt ingezet in organisaties, trekt bij een vies gezicht. ‘Dat is zo gênant, zo amateuristisch. Laat het acteren over aan acteurs. Daar zijn ze voor.’

Teuntje Klinkenberg vult aan: ‘Rollenspel is geïsoleerd en kunstmatig. Dan komen er emoties los, maar de vertaling naar de werkvloer is er niet. Er blijft gewoon niets van over.’

Is de aanpak van Arie Snel effectiever? ‘Deze aanpak werkt niet voor iedereen,’ zegt Renate Litjens. ‘Als je bij De Nederlandse Bank aankomt met een dansvoorstelling voor en met medewerkers, sta je zo weer buiten.’

Een gemeenteambtenaar die graag anoniem wil blijven (hij is niet de enige), zegt dat hij aanvankelijk sceptisch was, maar dat hij bijdraaide toen hij zag hoe het in de praktijk uitpakte. ‘Het gaf een bepaalde sfeer. Zelf heb ik bijvoorbeeld veel lol gehad in de workshop Ik wil ruzie van Jaike Belfor.’

‘Arie is duurzaam. Wat je niet kunt zeggen van veel andere organisatieadviseurs die ik in mijn werk meemaak.’


Jaike Belfor, die ook werkzaam is als vechtsportinstructrice, laat mensen zogenaamd met elkaar op de vuist gaan, een soort schijngevecht voeren, met klappen en worpen en geschreeuw en gegil. ‘Ik denk dat het niet altijd goed is om frustraties of wat dan ook binnen te houden. Nu en dan een lekkere scheldkanonnade of na je werk slaan en stoten tegen een bokszak: prima. Haal het uit je systeem.’

Topambtenaar Max van Engen zegt dat corona en thuiswerken het napraten over de voorstelling een stuk lastiger heeft gemaakt. ‘Normaal gesproken heb je het er nog met elkaar over bij het koffieapparaat, dat kan nu niet. In een WhatsApp-groep is toch anders.’ Een gestructureerde evaluatie, al is het via zoom, heeft volgens hem weinig zin: ‘Dan sla je het dood. Als mensen zich afvragen: voel ik mij geroepen om hier iets mee te doen, is het al geslaagd wat mij betreft.’

Renate Litjens is overtuigd van de werkzaamheid, ook op de lange termijn, van de ‘zachte’ methode, dus niet ergens binnenkomen en zeggen wat er moet gebeuren, maar door met iedereen het gesprek aan te gaan, ook door middel van theater. ‘Arie is duurzaam. Wat je niet kunt zeggen van veel andere organisatieadviseurs die ik in mijn werk meemaak.’

Snel relativeert dat mensen op het werk niet elkaars grootste vrienden hoeven worden. Het is al heel wat als je het met elkaar uithoudt.

‘Zo’n voorstelling kan mensen minder eenzaam maken,’ zegt hij. ‘Dat is een effect.’